Allereerst maakt u een ‘film’ van de gezondheid van uw cliënt. U vraagt door en kijkt voorbij de symptomen naar de achterliggende oorzaken die uw cliënt hebben gemaakt tot wie die nu is. Dan zult u zien dat de depressieve gevoelens niets te maken hebben met een ‘slecht’ karakter; vaak blijkt de oorzaak te liggen in negatieve ervaringen in het vroege leven.
Neem eenzaamheid of angst na de geboorte, bijvoorbeeld door een afwezige moeder. Dit kan fysieke afwezigheid zijn – bijvoorbeeld vanwege complicaties bij de geboorte – maar ook emotionele. Zo kan een postnatale depressie bij de moeder levenslange effecten hebben op de sociale, emotionele, cognitieve en zelfs lichamelijke ontwikkeling van het kind (Murray 1997, O'Hara 2013). Maar waar ligt de fysieke link tussen het vroege leven en de latere volwassenheid?
Onderzoek dat in 2017 verscheen in het vakblad ‘Science’ onderstreept waarom negatieve ervaringen in het vroege leven zo’n vergaande impact hebben. De onderzoekers ontdekten dat jonge muizen die vlak na de geboorte geen moederzorg kregen, onderdrukte gehaltes Orthodenticle homeobox 2 (Otx2) hadden in het hersengebied genaamd ventrale tegmentum (Peña 2017). Onderdrukking van deze epigenetische transcriptiefactor zorgde in dit hersengebied voor afwijkende transcriptie van honderden genen. Als volwassen muizen vertoonden deze muizen onder stressvolle omstandigheden vaker depressief gedrag dan de controlegroep. Daarentegen kon een overexpressie van Otx2 de consequenties van de stress in de kinderjaren terugdraaien. De maten van Otx 2-expressie wordt dus vroeg in het leven bepaald en heeft een levenslange impact op de stressgevoeligheid en mentale gezondheid. "Een verstoorde moederzorg geeft het ventrale tegmentum een langdurige gevoeligheid voor depressie. Dit is al waarneembaar voordat er sprake is van gedragsverandering”, aldus de onderzoekers.
Het ventrale tegmentum is een extra interessant stukje van de puzzel. Het gebied bevindt zich aan de onderkant van de middenhersenen en staat aan de basis van het mesocorticolimbisch dopaminesysteem en maakt onderdeel uit van het beloningssysteem. Veranderde epigenetische transcriptie van deze systemen grijpt diep in op cognitie, motivatie, intense emoties en verslavingsgevoeligheid. Verstoorde cognitie, gebrek aan motivatie en moeite met het ervaren van emoties gaan hand in hand met depressieve gevoelens.
Het onderzoek bij muizen kan volgens de onderzoekers als blauwdruk gebruikt worden voor hoe het bij mensen werkt. Veel van de neurale en hormonale mechanismen die verantwoordelijk zijn voor het ontstaan en behouden van moederbinding, sociale binding en seksuele binding zijn namelijk sterk evolutionair geconserveerd tussen de verschillende zoogdiersoorten (Broad 2006). Bovendien liet eerder onderzoek bij mensen al zien dat stress in het vroege leven de kans op depressie en andere psychische aandoeningen vergroot (Opp 2016). “Het ultieme translationele doel is om het onderzoek naar behandelstrategieën te bevorderen voor mensen die stress en trauma hebben opgelopen in de kindertijd”, aldus de onderzoekers.
Bij de studie ontbreekt helaas verdere informatie omtrent de relatie tussen darm, microbioom en hersenen. Heeft een verstoorde ontwikkeling van de darmflora hier een rol gespeeld? Zonder moederzorg is er ook geen huid op huid contact en geen borstvoeding, dus geen overdracht van belangrijke immunoglobulinen en huidflora. Een recent onderzoek van D’Agata et al. heeft wel aangetoond dat het microbioom van premature kinderen die hun eerste dagen of weken doorbrengen op de neonatale afdeling een andere samenstelling heeft dan de controlegroep (D’Agata 2019). De early life stress in de vorm van moeder-kind-scheiding en pijn door medische handelingen verandert dus het microbioom van het kind. In welke mate dit ook de expressie van transcriptiefactoren kan beïnvloeden, meer bepaald Otx2, is nog niet duidelijk.
Wat wel duidelijk is, is dat er een relatie is tussen het microbioom en epigenoom. Het epigenoom bestaat uit alle externe prikkels die ons DNA aansturen, die genen aan of juist uit zetten. Stressoren in het vroege leven hebben hun weerslag op de darmen en zorgen voor epigenetische veranderingen in het hele genoom (Opp 2016, Chen 2017). Gelet op het feit dat Otx2 een epigenetische transcriptiefactor is, is deze mogelijk beïnvloedbaar door externe prikkels zoals metabolieten van ons microbioom of nutriënten. Interventies op het gebied van optimalisering van de darmflora (voeding, beweging, pre- en probiotica) en voedings(stoffen) die het epigenetisch milieu kunnen beïnvloeden (zoals eten volgens het oervoedingspatroon) kunnen dus mogelijk een positieve uitwerking hebben op Otx2. Daarnaast is deep learning een middel om de mindset van uw depressieve cliënt te veranderen; neem uw cliënt dus mee in wat de oorzaak is van zijn depressieve gevoelens en geef hem inzicht in de manier waarop uw interventies deze veranderen.
1. Murray L, Cooper PJ. EDITORIAL: Postpartum depression and child development. Psychological Medicine. maart 1997;27(2):253–60.
2. O’Hara MW, McCabe JE. Postpartum depression: current status and future directions. Annu Rev Clin Psychol. 2013;9:379–407.
3. Peña CJ, Kronman HG, Walker DM, Cates HM, Bagot RC, Purushothaman I, e.a. Early life stress confers lifelong stress susceptibility in mice via ventral tegmental area OTX2. Science. 16 juni 2017;356(6343):1185–8.
4. Broad KD, Curley JP, Keverne EB. Mother–infant bonding and the evolution of mammalian social relationships. Philos Trans R Soc Lond B Biol Sci. 29 december 2006;361(1476):2199–214.
5. Opp MR, Psychoneuroimmunology Research Society. Primer of psychoneuroimmunology research. 2016.
6. D’Agata AL, Wu J, Welandawe MKV, Dutra SVO, Kane B, Groer MW. Effects of early life NICU stress on the developing gut microbiome. Dev Psychobiol. juli 2019;61(5):650–60.
7. Chen B, Sun L, Zhang X. Integration of microbiome and epigenome to decipher the pathogenesis of autoimmune diseases. J Autoimmun. september 2017;83:31–42.