Jodiumtekort door voeding en leefstijl
Om jodiumtekort te voorkomen is het belangrijk om gevarieerd te eten en te zorgen voor voldoende jodium in de voeding. Een natuurlijke bron met een zeer hoog jodiumgehalte is kelp, een bruin zeewier met een grote voedingswaarde. Naast jodium bevat kelp ook veel vitaminen, mineralen, eiwitten en antioxidanten.
Primair komt jodium vooral voor in zeewater waardoor zeevoedsel de beste natuurlijke bron is. Voorbeelden zijn vis, schelpdieren en zeewier (vooral kelp). Maar ook in eieren en melk zit jodium, althans wanneer de dieren voldoende jodium hebben binnengekregen. Tevens wordt er jodium toegevoegd aan bakkerszout, dat vooral in brood maar ook in sommige andere bakkerijproducten wordt toegevoegd. Een aantal sneden van op deze manier gebakken brood per dag voorziet al in een groot deel van de dagelijkse jodiumbehoefte. Volgens de Gezondheidsraad zou het bijna onmogelijk zijn om als Nederlander een jodiumtekort te ontwikkelen als men daarnaast ook nog ander met jodium verrijkt voedsel gebruikt. De Gezondheidsraad erkent echter dat bepaalde voedingstendensen niet zijn meegenomen in deze gegevens.
Tendensen die de jodiumstatus negatief beïnvloeden, zijn verminderd gebruik van (gejodeerd) zout, bijvoorbeeld ter preventie van hart- en vaatziekten. Ook de verminderde broodconsumptie door koolhydraatarme, caloriearme of glutenvrije diëten wordt een steeds belangrijkere factor. Evenzo is de voorkeur voor biologisch of zelfgebakken brood mogelijk van invloed, omdat dit brood vaak geen gejodeerd zout bevat. Een vegetarische of veganistische leefstijl, of het weren van voedingsmiddelen vanwege allergie (bijv. koemelk) geeft ook een verhoogd risico op een te lage jodiuminname.
Een cumulerende factor is dat sommige voedingsmiddelen stoffen bevatten, onder andere goitrogenen, die de productie van schildklierhormoon kunnen vertragen omdat zij interfereren met de jodiumopname in de schildklier. Deze natuurlijk voorkomende stoffen zitten onder andere in cassave, soja, koolsoorten, spruitjes, broccoli en spinazie. Uit bovenstaande zou men wellicht kunnen concluderen dat bepaalde (juist gezondheidsbewuste) groepen wel degelijk risico lopen op een te lage jodiuminname.
Zwangerschap
Tijdens de zwangerschap neemt de behoefte aan schildklierhormoon toe en bestaat er dus een verhoogde behoefte aan jodium. Een optimale productie van schildklierhormoon is van vitaal belang voor de foetale (hersen)ontwikkeling. Jodiumgebrek gedurende de zwangerschap dat leidt tot onbehandelde hypothyreoïdie kan het risico op zwangerschapscomplicaties, zoals miskramen, zwangerschapshypertensie, pre-eclampsie en intra-uteriene sterfte significant verhogen. Bovendien kan jodiumtekort leiden tot een verminderde cognitieve ontwikkeling bij de foetus en bij een ernstig tekort zelfs tot fysieke en mentale retardatie. Ook gedurende de lactatieperiode dient de jodiumaanvoer toereikend te zijn voor een optimale groei en neurologische ontwikkeling van het jonge kind.
Fibrocysteuze mastopathie
Mastopathie is een goedaardige aandoening in het klierweefsel van de borsten, die vaak gepaard gaat met pijn en gevoeligheid. Klinische studies wijzen uit dat ten opzichte van placebo, bij suppletie met jodium een significante vermindering van de pijnintensiteit wordt waargenomen en een verbetering van het fibrocysteuze weefsel plaatsvindt.
Cognitieve ontwikkeling
Een jodiumtekort heeft naast gevolgen voor de foetale ontwikkeling, ook invloed op de ontwikkeling en het behoud van cognitieve vaardigheden bij respectievelijk opgroeiende kinderen en volwassenen. Meta-analyses laten een duidelijke associatie zien tussen een jodiumgebrek en een verlaagde IQ-score bij kinderen. Uit een goed opgezet onderzoek bij 184 jonge tieners met een mild jodiumtekort, blijkt dat inname van jodium ten opzichte van placebo een significante verbetering geeft in cognitieve vaardigheden. Tevens is er een significant verband aangetoond tussen een licht tot matig jodiumtekort tijdens de zwangerschap en de cognitieve functies (IQ en leesvaardigheid) van kinderen in de leeftijd van 8 en 9 jaar. Bij volwassenen kan een tekort leiden tot een verminderd denk- en reactievermogen of problemen met concentratie en geheugen.